Nederlandse-gedichten

God laat een lichtglans schijnen
in onze duisternis.
Hij laat Zijn Zoon verschijnen
Verlosser die Hij is.
Als kind wordt Hij geboren
komt Hij uit Davids stam.
Hij die Zijn licht laat gloren
dat door God tot ons kwam.

Kind uit een vrouw geboren
en door Gods Geest verwekt.
Laat zacht zijn kreetjes horen
terwijl ’t zijn armpjes strekt.
Door Jozef wordt het teder
in doeken neergelegd.
Legt het in ’t kribje neder
aan ’t Goddelijk kind gehecht.

Maar ’t jong gezin moest vluchten
naar ’t ver Egypteland.
Want ’t kindje had te duchten
moord door Herodes' hand.
Nadat herders en wijzen
’t kind eer hadden gebracht.
Begon het lange reizen
met de hun geschonken pracht.

Toch blijft die lichtglans schijnen
tegen verdrukking in.
Die zal ook nooit verdwijnen
teken van Gods bemin.
Dit licht kan nimmer doven
maar het houdt eeuwig stand.
Het leidt allen wie geloven
naar ’t hemels Vaderland.

Er klonk een vreugdezang in Efratha
een lied dat engelen herders lieten horen.
Nadat de blijde boodschap was verteld
dat er een kind in Beth’lem was geboren.
Het Eer zij God verklonk over de velden
echoënd tussen de hoge heuvels na.
Waar d’ engelen Gods grootheid melden
eindigend met het blij halleluja.

Er ligt een kindje in een schamele stal
uit het geslacht van David voortgekomen.
Hij die de mens van zonden redden zal
een blijde toekomst biedt om van te dromen.
Dit Koningskind dat herders stil aanbeden
door Wijzen met hun gaven rijk geëerd.
Komt ons met liefde tegemoet getreden
de Levensvorst die ons de liefde leert.

In eenvoud kwam dit Koningskind op aard
geen rijkdom en paleis was Hem beschoren.
Maar in een kribbe werd ons ’t heil verklaard
dit kind maakt wie Hem volgt weer als herboren.
Hij wil als Herder graag de mensheid leiden
en ons als schapen van Zijn kudde voor doen gaan.
Om mens en wereld eenmaal te bevrijden
en die te brengen naar ’t beloofde nieuw bestaan.

Dit is het Koningskind dat onze God ons zond
Zijn lieve Zoon die uit een maagd geboren.
Het teken is van Gods getrouw verbond
waarvan Hij ons in liefde graag laat horen.
In Jezus laat God ons Zijn liefde merken
want in dit Koningskind is God ons zeer nabij.
Dit kind zal voor ons ’t grote heil bewerken
Hij die verlossen komt van zonde dat is Hij.

De Heer wil graag Zijn woning maken
kloppend aan ieder mensen hart.
En hen met liefdewoorden raken
waar nodig helen wil hun smart.
Om in hun hart schoon schip te maken
dat Hij er altijd wonen kan.
Maar deuren zal de Heer nooit kraken
het blijft bij Hem steeds wachten dan.

Wie maakt voor Hem zijn hartsdeur open
waardoor Hij Jezus binnen laat.
Daarvan de drempel overlopen
en Hij in uw hart bezig gaat.
Wie laat de Heer het werk volbrengen
dat Hij uw hart weer zuiver maakt.
En het geheel in orde brengen
met liefde door Hem aangeraakt.

Ga niet voorbij aan ’t zachtjes kloppen
dat Jezus aan uw harten doet.
Hij blijft dit doen en zal niet stoppen
tot u Hem eenmaal open doet.
Dan laat Hij zich als Heer ontmoeten
en maakt Hij al uw kamers schoon.
Want allen die de Heer begroeten
ontvangen daarvoor ook het loon. 

Rondom een krans van stralend licht
heeft God Zijn vrede opgericht.
Zijn vrede die ons hart omsluit
gaat boven weten, kennis uit.

Dit licht, de vree die ons omgeeft
dat naar het allerhoogste streeft.
Is vrede van het hoogste plan
die God ons mensen geven kan.

Gods vrede, rijk en ongekend
is vrede die Hij tot ons zendt.
Die in de krans van stralend licht
voor ons Zijn rijk van vrede sticht.

Wie van Gods vrede kennis neemt
die leeft gezegend, nooit ontheemd.
Want Hij zal wandelen in Gods land
voor eeuwig aan Zijn trouwe hand.

Heer Uw liefde is zo broodnodig
in ons leven ons bestaan.
Want die blijkt niet overbodig
op de wegen die wij gaan.
Want een mens kan zo verlangen
naar de liefde die hij krijgt.
Om die Heer van U te ontvangen
Uw oor naar zijn beden neigt.

Liefde immers Heer biedt heling
schenkt genezing van de smart.
Wanneer U met liefdedeling
balsemt het verwonde hart.
Dat zo om Uw liefd zal vragen
en door zoveel pijn bekneld.
Die vaak niet is te verdragen
uitgeschreeuwd aan U verteld.

Kom dan Heiland in ons midden
met Uw liefdeszegening.
Als wij U daar Heer om bidden
kom met licht in onze kring.
Dat al ’t duister laat verdwijnen
in en rondom ons bevindt.
Laat Uw heerlijk licht Heer schijnen
saam met Uw liefd’ die ons bindt.

Hij is de brenger en de drager van het licht
dat uit ’s hemels hoogten op ons komt schijnen.
Wat in het duister voor ons oog staat opgericht
en met Zijn krachtig licht ook laat verdwijnen.
Want ieder die in Jezus Christus lichtkring staat
ziet dan Gods Zoon met liefdevolle ogen.
De Heer en Heiland die als Herder met ons gaat
tot in het diepst met ons bestaan bewogen.

Met gulle hand deelt Hij Zijn heldere lichtschijn uit
de warme gloed van liefde laat Hij stralen.
Zo kiest Hij Zijn gemeente tot Zijn lieve bruid
die Hij als bruidegom naar ’t  feest komt halen.
De feestzaal in gereedheid reeds door Hem gebracht
waarin het gouden licht de ruimte op zal sieren.
Om met genodigden die door Hem zijn verwacht
tezamen blij het grote lichtfeest te gaan vieren.

Je hebt je noden uitgeschreeuwd
uit ’t diepste naar de Heer geroepen.
Hij heeft je smeekbeden gehoord
en met Zijn hulp tot je gekomen.
Hij heeft Zijn handen uitgestrekt
Zijn liefdewoorden laten klinken.
Je uit de diepten opgetild
en in Zijn armen voortgedragen.

Geen andere weg is er te gaan
dan steeds tot Hem in nood met vragen.
De Heer staat immers voor je klaar
om je in liefde op te vangen.
Tot zoveel is de Heer bereid
dat jou weer vreugde schenkt in ’t leven.
Nadat Hij tranen heeft gedroogd
die Hij zag lopen uit je ogen.

De grote trooster dat is Hij
die ’t rustpunt zijn wil in je leven.
En die je nimmermeer verlaat
je kunt altijd op Hem vertrouwen.
Hij laat niet af wat Hij begon
blijft altijd nauw bij je betrokken.
Hij ziet in liefde naar je om
en zal je geen moment vergeten.

Hoe wonderbaarlijk is het kerstverhaal
dat ons van Jezus, ’t Christuskind, laat horen.
God spreekt ons toe in liefderijke taal
Zijn engel meldt ons dat Hij is geboren.
Hij kwam ter wereld uit een jonge maagd
waarin Gods Geest het kindje liet verwekken.
Zij leefde zo als door de Heer behaagd
die zo Zijn handen naar haar uit liet strekken.

Dit kind dat mens en wereld redden zal
waarmee God zo in liefde is verbonden.
Dat zal ons redden uit het aardse tranendal
en komt ons redden van het kwaad der zonden.
Dit kind waarmede God als Vader zich verbindt
die Hij Zijn eengeboren Zoon zal noemen.
Dat is het kind waarbij men vrede vindt
wiens naam en die van God wij zullen roemen.

Hij is de Zoon van God die ons verlost
en ’t kind dat voor ons ’t kruis zal dragen.
Dat Hem in grote liefd’ Zijn leven kost
in Zijn reddingsopdracht voor ons slagen.
Hij is de brenger en de drager van het licht
in ’t duister van de wereld laat verschijnen.
Dat voor ons allen hoog staat opgericht
en voor onze ogen nimmer zal verdwijnen.

Kom help toch mee een hemel maken
hier op de aarde om ons heen.
En met God tot dit doel geraken
sterk met elkaar en niet alleen.
Maar steek de handen uit de mouwen
zodat het doel ook wordt bereikt.
Opdat door mannen en ook vrouwen
de hele wereld wordt verrijkt.

Kom help toch mee een hemel maken
bouw aan een wereld om je heen.
Die hemel behoort tot de taken
te zijn gemaakt door iedereen.
Een wereld waarop recht zal wonen
een wereld waarop liefde heerst.
Waar wij elkaar de zorg betonen
en die het leven overheerst.

Kom help toch mee een hemel maken
vol bloemen en vol rozengeur.
Een wereld om de vreugd te smaken
en in een schitterende kleur.
Een wereld rijk in haar facetten
in grote schoonheid rijk getooid.
Een wereld om steeds op te letten
tot die naar Gods wens is voltooid.

De Heer Hij laat je weten
Mijn kind Ik heb je lief.
Ik zal je nooit vergeten
jij bent mijn hartendief.
Kom kind maar in Mijn armen
waarmee Ik je omsluit.
En daarin je verwarmen
Ik zie reeds naar je uit.

Kom maar met al je zorgen
vertel Mij van je pijn.
Je bent bij Mij geborgen
daar altijd veilig zijn.
Ik kan je alles bieden
wat jij van Mij verlangt.
Kom kind maar tot mij vlieden
en zie wat je ontvangt.

Mijn kind Ik ken de noden
Ik zie ze in jouw hart.
De kleine en de loden
bezorgen je veel smart.
Maar Ik kan dat verhelpen
genezen elke wond.
Waarvan Ik ’t bloed zal stelpen
dat Ik in jouw hart vond.

Ik zal je hart verblijden
bij Mij vind je weer rust.
Word je nu na het lijden
van vrede weer bewust.
Van liefde en genade
Mijn kind die Ik je bied
Want daarmee overladen
ligt vreugde in ’t verschiet.

Heer laat Uw hand toch op mij rusten
schenk mij toch sterkte Heer en kracht.
Om wat U vraagt Heer te volbrengen
te doen wat U van mij verwacht.

Stel ’t blij vooruitzicht mij voor ogen
waarop ‘k mij vol vertrouwen richt.
Help mij de wegen te bewandelen
die recht zijn voor Uw aangezicht.

Laat mij niet struikelen of vallen
behoed mij Heer voor ’t boze kwaad.
Dat zich zo vreselijk kan vermommen
als het verleidend voor mij staat.

Help mij voor liefde steeds te kiezen
voor trouw Heer aandacht en geduld.
Leer in de liefde mij niet falen
maar steeds mijn hart met liefd’ vervuld.


Heer het is rondom zo duister
en dat maakt mijn hart zo bang.
Zendt Uw licht met al haar luister
zodat ik het blij ontvang.
Heer mijn hart kent zoveel zorgen
en draagt in zich zoveel pijn.
Het verlangt zo naar de morgen
om voorgoed bij U te zijn.

‘k Vraag U Heer om bij te lichten
ik met U Heer verder kan.
Door mijn hart op U te richten
trek mij uit die duistere ban.
Laat Uw vrede mij doorstromen
die ik Heer zozeer begeer.
Laat die in mij binnen komen
dat is mijn verzoek o Heer.

Heer ik moet zo veel verduren
aan beschimpingen en pijn.
Mijn hart kent Heer zware uren
die er in mijn leven zijn.
‘t Is een strijd om ‘t overleven
tegen ’t onrecht en ’t geweld
dat ik Heer steeds moet beleven
er wordt kwaad van mij verteld.

Niets Heer valt in goede aarde
en wordt verkeerd opgevat.
Wat ik aanbied heeft geen waarde
want dat wordt steeds afgekat.
Ik heb zo’n moeite het vol te houden
Heer U ziet ik kan haast niet meer.
Maar U bent voor mij vertrouwde
ik leg ’t verdriet bij U maar neer.

Al mijn liefd’ wordt afgewezen
dingen die ik graag schenken wil
Maar ik word steeds weer verworpen
dat doet pijn verdriet maakt stil.
Heer wilt U maar redding schenken
uitkomst uit de diepste nood
Wil mij kind in liefd’ gedenken
door dat U m’ Uw hand aanbood.

Gekoesterd in Zijn armen
met liefdevol gebaar.
Toont Hij ons Zijn erbarmen
maakt Hij Zijn woorden waar.
Hij biedt ons Zijn ontferming
Zijn liefde en Zijn trouw.
Hij neemt ons in bescherming
en spreekt, Ik houd van jou.

Wij mogen kinderen wezen
van Hem God die ons draagt.
Hij wil ons hart genezen
door pijn verdriet belaagd.
Een ieder die mag komen
tot Hem hij is bemind.
Steeds in Zijn arm genomen
horend jij bent Mijn kind.

Hij kent en roept bij name
ieder in wijde kring.
Hij bindt in liefde samen
en schept verwondering
door Zijn genadegaven
oneindig groot en mild.
Waarmee Hij ons wil laven
en ons verlangen stilt.

Heer genees de diepe wonden
door het woord mij aangedaan.
Die U ziet in ’t hart gevonden
en een mens er in liet slaan.
Ik ben tot bloedens toe geslagen
diep gekwetst en diep geraakt.
Pijn die haast niet is te dragen
is ’t die ongelukkig maakt.

Heer verbindt de rauwe wonden
heel de diepe scherpe pijn.
Dep het bloed dat wordt gevonden
Heer wilt U mijn heler zijn.
Ik kan de last ervan niet dragen
want kwetsuren heb ik reeds lang.
Opgelopen door de slagen
die ik telkens weer ontvang.

Ik zie zo uit naar de bevrijding
van die vreselijke pijn.
Laat die Jezus door Uw leiding
door Uw woord genezen zijn.
Neem mij veilig in Uw armen
stil bij U mijn tranen huil.
Wil mij liefderijk verwarmen
als ik in nood bij U Heer schuil.

In woord en daad zal zich de liefde uiten
dat is haar opdracht en is zij verplicht.
Om het verbond met mensen steeds te sluiten
en daar met hart en ziel zijnd op die taak gericht.
Zij is de kracht die heel veel kan beginnen
de weg bewandelt die verzoening brengt.
Het is de liefde die zoveel kan overwinnen
door wat zij met haar zachte krachten aan de naaste schenkt.

De liefde toont zich graag in vele vormen
de wijzen waarop zij zich hult en zij zich uit.
Zij is in staat tot stillen van de stormen
de haat het boze kwaad dat wordt geuit.
Zij blijft steeds zoeken naar de beste wegen
waarop haar doel en opdracht wordt vervuld.
En waarop zichtbaar wordt haar rijke milde zegen
in ’t kleed waarin doorlopend zij zich hult.


Houd mij in leven lieve Heer
de Boze wil mij zo graag vellen.
En treffen met zijn scherpe speer
om daarmee hart en ziel te kwellen.
Hij wil mij breken lieve Heer
hij tracht te splijten te vermoorden.
Help mij naar U te luisteren Heer
en niet naar Satans boze woorden.

Bevrijd mij Heer van ’t boze kwaad
dat rondom mij Heer blijft belagen.
Stop hem zodat ’t niet verder gaat
Ik smeek U Heer mij kind te dragen.
Want zonder U Heer red ik ’t niet
zou ik van angst en verdriet sterven.
Als U mij Heer geen uitkomst biedt
en ik Uw trouw en liefd' moest derven.

Ik geloof dat U mij nooit verlaat
maar met Uw heilig zwaard blijft strijden.
En daarmee ’t kwaad ter neder slaat
als Satan mij wil laten lijden.
Ik weet hij is op mijn val uit
door met zijn macht mij te omknellen.
Daarom roep ik tot U Heer luid
om aan hem paal en perk te stellen.

God rekent ons tot Zijn beminden
een Vader wil Hij voor ons zijn.
Bij wie wij liefd’ bescherming vinden
noemt ons Zijn kinderen groot en klein.
Geen onderscheid zal Vader maken
een ieder is voor Hem gelijk.
Zijn doel is elk gelukkig maken
met tekenen van Zijn liefdeblijk.

Geen grotere trouw zal men ooit vinden
geen grotere liefde op de aard.
God wil ons rekenen tot Zijn vrinden
met ’t beste uit Zijn hand vergaard.
De Heer Hij schenkt ons steeds het goede
mild overvloedig uit Zijn hand.
Die hand die ons ook blijft behoeden
en ons met liefde steeds omspant.


Van binnen schreeuwt het kleine kind
om liefd’ van vader en van moeder.
Het hunkert dat het wordt bemind
zich veilig voelend bij zijn hoeder.
Maar ’t kleine kind voelt zich alleen
verlaten eenzaam onbegrepen.
Dit kleine kind kan nergens heen
wiens bange hart wordt toegeknepen.

De roep van ’t kind wordt niet gehoord
het blijft verwaaien door de winden.
En elke noodkreet is verstoord
zodat men ’t kindje niet kan vinden.
Dit kleine kind lijdt aan de pijn
die door de angst zich blijft versterken.
Het roept tot God waar zult U zijn
laat Uw aanwezigheid toch merken.

God Hij heeft ’t kleine kind verstaan
de roep om hulp kon Hij wel horen.
Wat God toen liefd’vol heeft gedaan
Hij liet voor ’t kind Zijn licht weer gloren.
Hij nam het kind vast bij de hand
en sloot het veilig in Zijn armen.
Hij bood het kleine kind de band
waarin ’t zich veilig mocht verwarmen.

God weet van de onzekerheid
de angst van ’t kind uit het verleden.
Maar Hij is voor dit kind bereid
de weg naar vrijheid te betreden.
Waarop geen angst meer zal bestaan
omdat God die steeds af zal weren.
Om met dit kind verder te gaan
in warme liefdevolle sferen.

God biedt dit kind geborgenheid
de rust waarop het zo bleef hopen.
Want ’t kind heeft gaande door de tijd
veel diepe wonden opgelopen.
Maar God gaat daarmee aan het werk
en zal ze een voor een genezen.
Hij maakt dit kind innerlijk sterk
zodat ’t geen angst meer heeft te vrezen.

Want God wil vader moeder zijn
voor ’t kind dat in elk mens blijft leven.
Al zijn wij groot al zijn wij klein
Hij zal Zijn zorg en liefde geven.
God Hij die onze Vader is
zal blijvend ons Zijn kinderen noemen.
Wiens hand ons redt uit elk gemis           
laat steeds weer ’t licht voor ons opdoemen.

Hoe teder kan de streling van de liefde wezen
als warme zuidenwind en daardoor aangeraakt.
Waaronder het geluk tot grote hoogte opgerezen
wat God aan ons laat proeven als ’t ontwaakt.
Het grootst genot kan ons de liefde geven
dat uit haar bronnen rijkelijk wordt geput.
Want dat blijkt steeds opnieuw haar grootste streven
zij wil dat het gelukkig maken haar steeds lukt.

Zij zoekt naar woorden en zij zoekt naar daden
een doel waaraan zij zo graag vormen geeft.
Zij heeft de taak om nimmermeer te schaden
maar slechts haar inhoud rijkelijk wordt beleefd.
Zo wandelt zij steeds zoekende naar wegen
waarop haar gaven worden uitgespreid.
Op dat haar tedere streling zijn mag tot een zegen
die ’t hart van de ontvanger vreugdevol verblijdt.

Als ik aan God een boek zou schrijven
dan kwam daar heel veel in te staan.
Over de tijd van ’t hier verblijven
en wat ik op aard reeds heb doorstaan.
Hoe ik bekend met moeilijkheden
die afgewisseld zijn met vreugd.
Op ’t smalle pad ben blijven treden
waarop Hij mij ook heeft verheugd.

Dit boek zou veel pagina’s dragen
gebonden tot een dik geheel.
Van falen spreken en van slagen
uitvoerig steeds van deel tot deel.
Veel hoofdstukken zouden er spreken
van bittere tranen en verdriet.
Van dingen die mijn hart liet breken
maar toch met hoop weer in ’t verschiet.

Ik zou dit boek dan God aanreiken
Hem vragen Heer lees het eens door.
Om zo aan God te laten blijken
zo staat mijn leven er Heer voor.
Maar ik besef ’t is echt niet nodig
omdat de Heer van alles weet.
Dus is dat schrijven overbodig
over mijn vreugde en mijn leed.

Want ik heb steeds Gods hulp ervaren
Hij gaf mij steeds weer nieuwe kracht.
Zijn liefde bleef Hij openbaren
als ik soms huilde in de nacht.
Hij schonk mij troost en nieuwe vreugde
als Vader met Zijn kind begaan.
Hij is het die mijn hart verheugde
om met Hem samen voort te gaan.