Dichten dat is kraaltjes rijgen
goud van kleur aan 't stevig koord.
En elkaar daarmee bewijzen
dat men bij elkander hoort.

Door die ketting nauw verbonden
en door God samengevoegd.
Wordt veel vreugde ondervonden
wat als geluk wordt geproefd.

Woorden zorgzaam uitgekozen
in zinnen op rij gezet.
Om tezamen te verpozen
voor de Heer in stil gebed.

Geknield met gevouwen handen
nood en blijdschap uitgezegd.
Daarna voelen wij Zijn handen
zegenend op ons hoofd gelegd.

Al wat God daaruit laat vloeien
als Zijn gave op ons daalt.
Laat Zijn liefde in ons gloeien
't teken dat de band bepaalt.

Woorden door God ingegeven
die Zijn Geest zendt tot ons hart.
Wekt Hij op die wijs tot leven
waar Hij iedere zin mee start.

'k Mag van God een dienaar wezen
die steeds gouden kraaltjes rijgt.
En de Heer als Opperwezen
ook met woorden lof verkrijgt. 

Begiftigd met geestesgaven
rijk gezegend met het woord.
Wil God daar Zijn woord mee staven
opdat iedereen het hoort.

Samen met velen verbonden
vrienden in het dichterschap
klinkt uit harten en uit monden
ga als mens met God op stap.

In het spreken en in 't schrijven
hoort de naam van God geëerd.
Met ons hart dat altijd blijvend
steeds naar Hem blijft toegekeerd.

't Gaat om gouden kraaltjes rijgen
als een sieraad van Gods woord.
Over Gods liefd' nooit te zwijgen
maar steeds dat men er van hoort.

You have no rights to post comments